Deze maand hebben we deel twee van een bijzondere column voor u. Carla werd geraakt door een preek van pastoor Robert en voegde er haar eigen, zeer persoonlijke verhaal aan toe. We publiceren deze column - de preek én Carla's verhaal in drie delen, die ook apart zeer de moeite waard zijn. Deze keer het tweede stuk. Mocht u deel één nog niet gelezen hebben dan kunt u dat hier vinden. Natuurlijk wordt u dan nieuwsgierig naat het slot. Kom daarvoor volgende maand terug op deze pagina.
Over Bidden (Deel 2)
Deze maand hebben we deel twee van een bijzondere column voor u. Carla werd geraakt door een preek van pastoor Robert en voegde er haar eigen, zeer persoonlijke verhaal aan toe. We publiceren deze column - de preek én Carla's verhaal in drie delen, die ook apart zeer de moeite waard zijn. Deze keer het tweede stuk. Mocht u deel één nog niet gelezen hebben dan kunt udat hier vinden. Natuurlijk wordt u dan nieuwsgierig naat het slot. Kom daarvoor volgende maand terug op deze pagina.
Preek
naar aanleiding van
Genesis 18, 20-33
Kolossenzen 2, 6-15
Lucas 11, 1-13
Maar daarmee zijn we er nog niet. Want kun je dan wel om álles vragen? Ís bidden eigenlijk wel vrágen? En wat doe je als je niet krijgt waarom je vraagt? Jezus zegt toch: “wie vraagt ontvangt, wie zoekt vindt en voor wie klopt zal worden opengedaan…” Ja, inderdaad, dat staat er. Nu kan ik een flauw antwoord geven en zeggen: “Ja, maar Jezus zegt wel dat je ontvángt, maar hij zegt niet dat je ontvangt waar je om vráágt.” Dat wordt een woordenspelletje, waar we niks mee opschieten. Duidelijk is dat het niet zo gaat als: “u vraagt en wij draaien.”
Maar hoe zit het dan wél? De parabel van de vrienden geeft wel een sleutel. Want wat opvalt is dat de man die ’s nachts bij zijn vriend aanklopt, niet iets voor zichzélf vraagt. Hij vraagt iets voor een ándere vriend die onverwacht bij hem op de stoep staat en die honger heeft. En bovendien vráágt hij niet alleen wat: hij zet zichzelf ook ín voor die vriend, want hij doet alles om aan eten te komen voor hem. Dus: deze man bidt niet voor zichzelf maar voor een ánder – het is eigenlijk een soort voorbede – en bovendien bídt hij niet alleen, hij werkt zelf ook mee om zijn verlangen vervuld te krijgen. Of beter ómgekeerd gezegd: hij zet zichzelf in voor de ander, en hij vraagt zijn vriend – zeg maar: hij vraagt God – om te helpen dat zijn inzet resultaat mag hebben. Zijn hele hart gaat uit naar het helpen van zijn vriend, en hij gooit alles in de strijd: zijn eigen inspanning én zijn gebed. “Bid en werk”: hier liggen ze in elkaars verlengde. En zo kan het ook gaan als je je zorgen maakt om jezélf. Natuurlijk mag je bidden voor jezelf. Maar bid niet alléén voor jezelf. ‘Uw Koninkrijk kome’, bidden we in het ‘Onze Vader’, en dat betekent: laat het toch waar worden, dat land van Gods belofte, waar wij mensen in vrede leven, waar we ruimte scheppen voor elkaar, en ja, waar we elkaars tranen drogen, waar we onze broeders en zusters hoeder zijn. Vervul ons zó van uw belofte, God, dat we niets anders willen dan meehelpen dat dat land van belofte in vervulling gaat. ‘Uw Koninkrijk kome’: als we van harte daarom bidden, kunnen we ook voor onszelf bidden, om ruimte voor wat in óns omgaat, om troost, om verlichting, ja zelfs om genezing. Ja, en dan hoef je het niet eens bidden te noemen. Ik was bij iemand op bezoek, en die liet me een houten vogeltje zien. “Dit is mijn troostvogeltje,” zei hij. “het komt uit Afrika, en als ik het moeilijk heb praat ik met hem. Ik kan alles tegen hem zeggen, hij luistert altijd. En het bijzondere is: het ántwoord op mijn vragen komt dan vaak vanzelf in mijn binnenste op. Ik wist het al lang natuurlijk, maar dit vogeltje helpt mij als het ware om naar de stem in mijn binnenste te luisteren, de stem in mijn hart.” Ik was onder de indruk van deze man en zijn vogeltje. Geen klassieke gelovige die tot Jezus of tot Maria bidt. Maar het heeft er toch iets van. Bidden is misschien wel veel groter dan wat wij eronder verstaan. Het gaat erom dat wij ons hart openen voor de diepte van ons bestaan, voor een stem die ons in contact brengt met onze dragende kracht.
“Heer, leer ons bidden.”
Als je bidt voor jezelf, doe het dan zo. Word stil, word stil van binnen. Luister naar de stem van je hart, naar de klacht misschien die daaruit omhoog komt, naar het verlangen dat daarin klinkt. Luister naar het verlangen van je hart en geef er woorden aan. Laat je hart spreken, met woorden, met tranen misschien. En betrek God er dan bij, God, het geheim van ons leven, degene uit wie ons leven voortkomt, die ons leven draagt – ook als we daar even niks van voelen – en naar wie ons leven uiteindelijk ook weer terugkeert. Laat je hart spreken tot God, vertel hem/haar wat er in je omgaat, je vragen en je gevoelens, je boosheid, je verdriet, je blijdschap, je verlangen. Spreek je uit en geef het over – als je kunt… Spreek je uit en laat het los… En voel de ruimte die er dan komt, de ruimte van binnen die je dan geschonken krijgt – al is het maar voor even. Het is de ruimte van de heilige Geest, die je opwekt en je doet opademen, die je doet weten dat je je weg niet alleen gaat en die je hélpt om je weg weer te gáán.
AMEN.
|